Esperanto vivas
Taal voor een wereld die er (nog) niet kwam
Zou het niet mooi zijn als iedereen zich overal ter wereld verstaanbaar kon maken? Door naast je moedertaal allemaal eenzelfde andere taal te leren?Dat was het idee achter Esperanto; door de Poolse oogarts Lejzer Zamenhof ontwikkeld en in 1887 gepresenteerd.
Wat is de stand van deze met idealen beladen taal ruim 120 jaar later?
Onkruid ging op zoek naar esperantisten in Nederland. Saluton, Jo, kiel vi fartas? Bone, sinjoro Bert. Bonvenon.
Het is donderdagavond. We zijn in Haarlem, in het huis van Jo van Hulst.
Misschien wel de oudste (91) en langste (sinds haar 16e) Esperantospreekster. Elke twee weken ontvangt zij zo'n zes mensen om van acht tot tien uur 's avonds met elkaar in het Esperanto te converseren. Over allerlei onderwerpen, of een van tevoren bepaald thema.
Soms nodigt de groep een spreker uit, zoals Atillio Orellana Rojas, directeur van het Internationaal Esperanto-Instituut in Den Haag.
Maar vandaag zit Onkruid als gast aan tafel. Om te horen hoe dat nu klinkt, dat Esperanto.
En om te vragen waarom deze mensen deze taal, die aan het eind van de 19e eeuw door de Poolse Lejzer Zamenhof werd geconstrueerd met als doel het oplossen van de communicatieproblemen tussen mensen met verschillende moedertalen, zijn gaan leren.
Wat hebben zij eraan? Voor Jo van Hulst was het simpel: zij wilde in 1934 naar Engelse les, maar dat was te duur.
Mijn buurman zei toen: Esperanto kun je voor een kwartje per week leren. En dus werd het dat.
Jo denkt dat juist die lage drempel ook een oorzaak is geweest voor de huidige relatieve onbekendheid van de taal.
Als je ergens weinig in investeert en er geen dure boeken voor hoeft te kopen, doe je er ook weer makkelijk afstand van. Jo niet.
Ondanks de meest gestelde vraag: Esperanto? wat kun je daar dan mee? Elke esperantist kent hem.
En over het antwoord zijn de Haarlemse esperantisten rond Jo's tafel het eens: veel. Het opent deuren die tot nu toe gesloten bleven. Letterlijk.
Zo heeft Jo meerdere keren bij collega-esperantisten gelogeerd als ze ergens ter wereld het jaarlijks georganiseerde congres bijwoonde, en zijn ook in haar huis mensen uit alle windstreken over de vloer geweest.
Met Esperanto maak je vrienden, kom je nog eens ergens, en vooral: deel je het plezier van het spreken van een taal waarvoor iedereen vergelijkbare moeite heeft gedaan.
Want elke esperantist heeft hetzelfde moeten leren; op een enkele uitzondering na kreeg niemand het met de paplepel ingegoten.
Met name dat maakt Esperanto te prefereren boven Engels als wereldtaal, vinden esperantisten. Want daarbij is altijd een groep in het voordeel, hoe lang en goed je ook studeert.
Baas boven baas. Maar omdat Esperanto het moet doen zonder vaderland, is het dus niemands moedertaal, wat het mogelijk maakt elkaar te ontmoeten op hetzelfde niveau.
En kun je bijvoorbeeld op het jaarcongres in Brazilië vrijuit praten met een Chinees. Er komen wel 2000 mensen met zo'n 60 nationaliteiten.
En dat is een geweldige ervaring. Aan Jo's deurpost hangen tientallen herinneringen aan de congressen die zij met haar inmiddels overleden man heeft bezocht.
En wekelijks ligt wel het een of andere periodiek in en over het Esperanto op de mat.
Mengelmoes
Lejzer Zamenhof was een jaar of twaalf toen hij zich ervan bewust werd, dat de verschillende bevolkingsgroepen in het Poolse dorp waar hij opgroeide regelmatig moeite hadden elkaar te begrijpen.De een sprak Jiddisch, de ander Duits, weer een ander Pools of Russisch.
Die mengelmoes van talen leidde tot misverstanden en gedoe waarop Zamenhof bedacht dat een gemeenschappelijke voertaal een hoop problemen zou oplossen en voorkomen.
Gymnasiast Zamenhof dacht eerst aan Latijn of Grieks. Die vielen af, omdat ze te ingewikkeld waren.
Maar het kiezen van een van de al bestaande talen zou onherroepelijk voor nog meer trammelant zorgen, want waarom hun taal wel, en de onze niet?
Dus ging Zamenhof aan het werk, en hield hij zich vanaf zijn dertiende bezig met het verzinnen van een grammatica en woorden voor een nieuwe logische taal die voor iedereen even makkelijk te leren zou zijn, zonder onregelmatige werkwoorden en uitzonderingen.
Hij liet zich inspireren door meer dan tien talen, waaronder Russisch, Frans, Engels, Spaans, Duits en Latijn en presenteerde een basiswoordenschat.
Die is inmiddels zeker vertwintigvoudigd. Al was het maar door eind negentiende eeuw onbekende voorwerpen als computers. Ofwel komputiloj in goed Esperanto.
Het klinkt als een van de betere ideeën ooit bedacht: ervoor zorgen dat elke mens op de planeet Aarde naast zijn eigen taal op zijn minst ook Esperanto spreekt.
Zodat iedereen zich altijd overal verstaanbaar kan maken. Nooit meer tolken, geen onbeholpen gebaren in plaats van woorden, weg met al die wat-en-hoeboekjes in de taal van het land waarnaar je dit jaar weer op vakantie gaat.
Hoe groot wordt de wereld wel niet als je je verbaal zo vrijelijk kunt bewegen?
Dr. Esperanto
Toch doen we het niet. Sinds de introductie in 1887 van Zamenhofs kunstmatige taal - la lingvo internacia - gaat de belangstelling ervoor mondiaal op en neer.De beste papieren lijkt Esperanto na de Eerste Wereldoorlog gehad te hebben.
Toen werd de Volkenbond opgericht om de vrede te waarborgen en was, om de communicatie tussen de lidstaten zo vlekkeloos mogelijk te laten verlopen, Esperanto als werktaal een serieuze optie.
Alleen Frankrijk vond het geen goed plan. Frans was toen de dominante tweede taal en verwacht (en gehoopt) werd dat dit zo zou blijven.
Vervolgens deed de Tweede Wereldoorlog vernietigend werk. Dr. Esperanto (esperanto betekent hij die hoopt) Lejzer Zamenhof was Joods en dat gegeven alleen was voor Hitler en Stalin al voldoende reden om de door hem verzonnen taal te verbieden.
Bovendien was Esperanto gevaarlijk; het zou een voor niet-esperantisten oncontroleerbare manier van communiceren betekenen, en daar houden dictators niet van.
Na 1945 duurde het een tijd voordat Esperanto zich hersteld had van de opgelopen schade. Jo van Hulst herinnert zich het eerste internationale congres na de oorlog goed.
In 1946 was dat, in Denemarken. Onvergetelijk. We konden bijna geen afscheid nemen van elkaar.
Ondertussen nam de taal van de bevrijder een steeds grotere positie in, met als gevolg dat je nu vrijwel overal ter wereld terecht kunt met een paar woorden Engels, terwijl Esperanto voor zijn overleving vecht middels instituten, verenigingen, studieweekeinden en congressen, en in huiskamer zoals die van Jo van Hulst.
Elke bijeenkomst waar dan ook geeft de taal weer wat levensadem. Want zonder land heeft een taal geen financiën, geen macht, geen middelen.
Behalve de energie die elke spreker eraan wil geven. Dat is tegelijkertijd de kracht en de zwakte van Esperanto.
Sektarisch
De vereniging Esperanto Nederland heeft ongeveer 400 leden. Maar Esperanto is niet alleen een plezierige hobby.Dat blijkt in het Internacia Esperanto-Instituto in Den Haag. Hier is de Argentijn Atillio Orellana Rojas directeur.
Hij waakt, onder andere, over de wandbedekkende kasten gevuld met boeken geschreven of vertaald in het Esperanto.
Duizenden zijn het er, waaronder Theo Thijssens Het taaie ongerief: La nevenkebla ĝeno.
Orellana Rojas ontvangt Onkruid samen met Wim Jansen, bijzonder hoogleraar van de leerstoel Interlinguïstiek en Esperanto aan de universiteit van Amsterdam.
Elk jaar heeft Jansen een groep studenten, zowel op zijn colleges Interlinguïstiek (kunsttaalwetenschap) als taalverwerving Esperanto, en daarnaast doet hij onderzoek naar de natuurlijke manier waarop esperantisten witte vlekken in de grammatica van deze taal aanvullen.
Jansen kwam in contact met Esperanto via de boeken van zijn vader; Orellana Rojas' opa leerde de taal tijdens zijn diensttijd en gaf zijn kleinzoon mee dat dit het was wat de mensheid nodig had.
Een advertentie voor een cursus jaren later leidde uiteindelijk tot het directeursschap van het in Nederland gevestigde instituut.
Jansen en Orellana Rojas spreken Esperanto met elkaar, en dat vinden zij beiden een groot genoegen. Omdat we daarin gelijkwaardig zijn, we voelen ons er in dezelfde mate in thuis.
Hoe goed je Engels of Spaans ook hebt geleerd als tweede taal, je zult altijd het onderspit delven tegen een moedertaalspreker.
Hun zinnen doen qua klank een beetje denken aan Spaans, soms valt er een woord dat voor een Esperantoleek te begrijpen is: objekto, persono, tablo.
Esperantisten delen met elkaar gevoelens voor een betere wereld, internationale solidariteit, broederschap onder de mensen.
Maar dat neemt niet weg dat er allerlei verschillende stromingen zijn. Soms een beetje sektarisch.
Jongeren
Maar hoe moet het nu verder, met de taal die met zoveel goede bedoelingen aan de wereld gegeven is?Heeft het Engels inmiddels niet een onneembare koppositie ingenomen als wereldtaal? Jansen en Orellana Rojas denken van niet en houden moed en hoop (espero).
In Zuid-Amerika bijvoorbeeld is veel weerstand tegen het Engels. Omdat het daar gezien wordt als de vertegenwoordiging van een onderdrukkende macht.
Maar, het is waar, ondanks naar schatting een paar honderdduizend mondiaal verspreide sprekers is Esperanto op wereldniveau nog altijd een druppel op de gloeiende plaat.
Douwe Beerda is een van de mensen die daar iets aan wil doen. Hij is 25 jaar oud en sinds een paar maanden de ambitieuze voorzitter van de Nederlandse Esperantojongeren voor esperantisten tot 30 jaar.
We hebben zo'n vijftig leden en donateurs, en van de nieuwsgroep zijn honderd jongeren lid. Leeftijd- of generatiegenoten reageren op twee manieren.
Of ze zeggen: Esperanto? Bestaat dat nog dan, dat is toch dat mislukte taalproject? Of ze hebben er nooit van gehoord.
Daar wil Beerda wat aan doen, sinds hij op zijn 21e tijdens het volgen van een cursus gegrepen werd door de efficiëntie van de taal en de soepelheid van internationale contacten ermee.
Het zit zo logisch in elkaar, in een paar maanden kun je echt een behoorlijke basis hebben. Waarom heb ik dit niet op de basisschool geleerd, vroeg ik me af.
Ook al omdat je als je Esperanto beheerst, het leren van een andere taal veel makkelijker wordt. De woordenschat is vrij Europees.
Voor Aziaten is het een mooie brugtaal doordat de grammatica van het Esperanto enigszins lijkt op die van bijvoorbeeld het Chinees.
Reisnetwerk
Beerda heeft net als Jo van Hulst goede herinneringen aan de internationale congressen die hij bezocht, het wonder van het voeren van vloeiende een-op-een gesprekken met mensen waar dan ook vandaan: Brazilië, Zuid-Korea, Vietnam enz.Ook daarom denk ik dat het veel meer jongeren zou kunnen interesseren. Zij houden van reizen en esperantisten logeren over en weer gratis bij elkaar.
Bij de taal krijg je dus een reisnetwerk over de hele wereld. Bovendien heb je direct overal een gids.
Internet heeft Esperanto een duw in de goede richting gegeven, denkt Beerda.
Niet alleen blijkt daar het nut van elkaar mondiaal kunnen verstaan, ook is de taal makkelijker beschikbaar geworden.
Er zijn online woordenboeken, cursussen, artikelen, weblogs, forums, nieuwszenders.
Eerlijk gezegd schaam ik me ervoor dat we met als onze technologie nog altijd niet in staat zijn om waar ter wereld ook in een winkel gewoon naar een nietmachine te kunnen vragen.
Over tweehonderd jaar lachen mensen er hopelijk om dat we die onbeholpenheid zo lang hebben toegestaan.
Ook Jo van Hulst ziet de voordelen van internet en hoopt dat het een bijdrage aan een opleving zal leveren.
Het is sterk verbindend, wat natuurlijk prachtig is bij zo'n wijd verspreide taalgemeenschap.
Als je het nut er maar eenmaal van inziet, dan gaat de liefde voor Esperanto nooit meer over, meent zij.
Het wordt je zo eigen dat je in Esperanto gaat dromen.
Zo simpel is Esperanto
Voor Wim Jansen bezette Marc van Oostendorp de Esperantoleerstoel aan de UvA.Hij schreef het boek Een Wereldtaal, de geschiedenis van het Esperanto, en gaf in 1998 in Onze Taal een voorbeeld van de relatieve eenvoud van het Esperanto: neem de verbuigingen van het werkwoord zijn.
Dat werkwoord komt zo vaak voor, dat het al in de eerste lessen over elke willekeurige taal behandeld moet worden; maar tegelijkertijd is het ook in alle talen extreem onregelmatig:
ik ben, jij bent, hij is, wij zijn, in het Nederlands,
je suis, tu es, il est, nous sommes, in het Frans,
I am, you are, he is, we are in het Engels.
Al die verschillende vormen zijn relicten van de lange geschiedenissen van al deze talen. Een taal zonder geschiedenis kent dergelijke relicten uiteraard niet.
In zo'n taal kun je daarom zeggen
mi estas, vi estas, li estas, ni estas.
Juist hun lange geschiedenis maakt de meeste talen lastig.